Opening door Simone van Houten

foto: N.Manshanden

Simone van Houten-Pilkes opent als dagvoorzitter de bijeenkomst. Zij heet iedereen welkom en merkt op dat dit congres erop gericht is een brug te slaan tussen wetenschap en medezeggenschap, evenals bij voorgaande congressen het geval was.

Vandaag zal professor Jan Kees Looise de inleiding op het programma verzorgen. Professor Ben Dankbaar zal een inleiding geven over technologische innovaties en Dr. Jan Popma zal spreken over technologie, arbeidsomstandigheden en medezeggenschap. Professor Hans Schenk zou een inleiding geven over robotisering en strategische besluitvorming maar om dringende familieomstandigheden is hij helaas verhinderd. In zijn plaats zal professor Frank Pot een inleiding houden. Voor deelname aan het forum hebben helaas twee COR-/OR-leden van KPN moeten afzeggen.

Inleiding op het programma door Jan Kees Looise, emeritus hoogleraar Universiteit Twente

Looise heet de aanwezigen welkom op dit 4e SOMz-congres. Bij de eerste twee congressen lag de nadruk op de brug tussen wetenschap en medezeggenschap. Vorig jaar is gekozen voor een aantal kernthema’s en dit jaar staat het specifieke, actuele thema robotisering, technologische innovaties en medezeggenschap centraal.

SOMz bestaat bijna vijf jaar en drijft op vrijwilligerswerk. Dit vanuit de gedachte: de rol van medezeggenschap in de maatschappij is het waard om onder de aandacht te worden gebracht en om te relateren aan onderzoek. SOMz heeft daarvoor de bodem gelegd door te initiëren, stimuleren en adviseren en door uitkomsten van onderzoek te verspreiden en daarop commentaar te leveren.

Jaarlijks organiseert SOMz een succesvolle onderzoekersmeeting, waar onderzoekers op medezeggenschapsterrein hun kennis en ervaringen uitwisselen. Suggesties voor thema’s voor deze bijeenkomsten zijn welkom.

Het thema van vanmiddag vliegen we breed aan met een inleiding van professor Ben Dankbaar over technologische innovaties en een presentatie van Dr. Jan Popma over de rol van de medezeggenschap in organisaties. Professor Hans Schenk zou spreken over strategische besluitvorming rond robotisering. Omdat hij verhinderd is, zal professor Frank Pot in zijn plaats spreken.

Bij de forumdiscussie zullen wat kritische noten worden gekraakt. Over technologische ontwikkelingen wordt in dit land veel gesproken, maar weinig gedaan. Samenwerking is er weinig. Gesproken wordt vooral over de macro-effecten; niet over de veranderingen op de werkplekken en in het werkproces. In tegenstelling tot Scandinavië is hier vanuit de overheid weinig ondersteuning van toegepast onderzoek op dit gebied.

Jan Kees Looise Presentatie SOMz jaarcongres 2018 (PDF)

foto: N.Manshanden

 

Inleiding Ben Dankbaar, emeritus hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen en partner in InnoTep

Laat die robots maar komen!

Dankbaar is emeritus-hoogleraar bedrijfskunde en heeft politicologie gestudeerd in Amsterdam. Hij heeft onderzoek gedaan in de automobielindustrie en daarover gepubliceerd. Ook sociotechniek en zelfsturende teams hadden zijn aandacht. Volgens Dankbaar zijn de huidige ontwikkelingen allemaal niet zo vreselijk nieuw. Humanisering van de arbeid is iets dat al veel langer speelt. Dankbaar wil met een positieve insteek en vanuit historische perspectief naar het thema kijken. De titel van zijn presentatie is:

Laat die robots maar komen!

Dankbaar start met een citaat van Marx & Engels uit het Communistisch Manifest (1848):

‘De bourgeoisie kan niet bestaan zonder de productiemiddelen, dus de productieverhoudingen, dus de gezamenlijke maatschappelijke verhoudingen voortdurend te revolutioneren. Onveranderde instandhouding van de oude productiewijze was daarentegen de eerste bestaansvoorwaarde van alle vroegere industriële klassen. De voortdurende omwenteling van de productie, (…) de eeuwige onzekerheid en beweging onderscheidt de bourgeoisperiode van alle andere.’

Uit dit citaat blijkt dat we voortdurend te maken hebben met maatschappelijke ontwikkelingen. De wereld gaat er anders uitzien omdat er nieuwe mogelijkheden zijn, maar de concrete veranderingen hangen samen met onder meer de politieke verhoudingen en het opleidingsniveau van de bevolking. Omdat de productie, die eerder met werktuigen werd gerealiseerd, werd overgenomen door machines was het niet meer mogelijk thuis te produceren. De activiteiten werden verplaatst naar de fabriek.

De volgende revolutie – elektriciteit – leidde ertoe dat machines overal konden staan. Sinds die tijd is er onder meer met de ontwikkeling van computers ontzettend veel gebeurd. Als derde revolutie kunnen we de informatisering beschouwen, die nu nog steeds voortgaat. We zien nu de golf opkomen van mogelijk de vierde revolutie, die van de life sciences, te verwachten in 2050.

De lopende band was een nieuwe ontwikkeling die de eerste drie kwart van de 20e eeuw heeft beïnvloed. Dit leidde tot massaproductie en massaconsumptie en tot dalende werkgelegenheid. De maakindustrie liet een daling tot 15% zien. De landbouw kent een nog lagere werkgelegenheid. De totale landbouwproductie wordt met verhoudingsgewijs zeer weinig werkers gerealiseerd. Toch is de werkgelegenheid in zijn totaliteit enorm toegenomen.

Dankbaar haalt Schumpeter aan die vindt dat je onderscheid moet maken tussen uitvinden en innoveren. Uitvinden is iets nieuws bedenken. Innoveren is je vinding in contact brengen met de koopkrachtige vraag. De ondernemer is de bron van innovatie.

Een ontwikkeling die heeft plaatsgevonden is naar steeds grotere ondernemingen. De grote ondernemingen nemen de kleine ondernemers over. Er is nu veel meer concurrentie tussen ondernemingen. Er vindt bovendien routinisering van de innovatie plaats en de R&D wordt minder en duurder. De invloed van externe geldverschaffers neemt toe. Overigens is een ondernemer niet per se een kapitalist; het is veeleer iemand met ideeën. Ondernemers die nieuwe dingen doen hoeven niet per se snel rijk te worden.

Innovaties lukken niet altijd. Het is een kwestie van geluk hebben. Uiteindelijk moet je erin geloven. Mensen met een bèta en techniek-achtergrond zijn eerder geneigd te investeren dan financieel geschoolden. Hoe beter je weet wat je wil, hoe gemakkelijker je kunt managen.

Wat betreft het thema technologie en klassenstrijd (uitbuiting ) merkt Dankbaar op dat we verschil moeten maken tussen proces-innovaties, die inderdaad tot minder werkgelegenheid leiden en productinnovaties, waarbij nieuwe producten tot nieuwe werkgelegenheid leiden.

Bij het besluit tot robotiseren gaat het niet alleen om besparing op de arbeidskosten. De kwaliteitsafweging zal daar altijd een rol bij spelen. Het is niet zo dat de nadruk ligt op het verdwijnen van banen. Die hype (McKinsey: 51% van de banen is kwetsbaar voor vervanging door robots) is paniekzaaierij. Er zal deels sprake zijn van verdwijning van banen, maar er zullen ook nieuwe banen komen. Een deel van de banen gaat vermoedelijk sterk veranderen.

Een actueel probleem is dat we het gevoel hebben dat de nationale overheid de zaak niet in de hand heeft. Onduidelijk is of dit terecht is. De overheid kan zorgen voor sociale zekerheid en voor medezeggenschap. Maar het is twijfelachtig of bijsturing zoals Keynes bepleitte nog mogelijk is. Er is een verschil tussen staatsmacht en economische macht.

De door Dankbaar benoemde ontwikkelingen vragen om aanpassing van de werknemers. Onderwijs is van belang. We moeten leren te leren en we moeten nieuwe dingen doen. Dan gaat het niet alleen of niet zozeer om onderwijs. Dat werknemers kunnen leren van hun werk op de werkvloer, wordt steeds belangrijker. Daarom pleit Dankbaar ervoor dat werknemers regelmatig van taken en van functie wisselenZijn oproep is: ondernemer maak gebruik van al aanwezige mensen!

Ben Dankbaar presentatie 8 jan 2018 (PDF)

Inleiding professor Frank Pot, Radboud Universiteit Nijmegen

Robotisering in goede banen leiden

foto: M. de Bouter

Pot presenteert twee voorbeelden van fietsen maken: Gazelle waar sprake is van cyclische arbeid van 90 seconden en Koga waar een monteur een hele fiets maakt. Bij Gazelle gaat het niet om arbeid waarvan je iets leert. Dit laat zien dat er keuzemogelijkheid is. Pot haalt Ir. Theo van der Waerden (1911) aan die begin vorige eeuw onderzoek deed naar de invloed van abeidssplitsing op de bekwaamheid van de arbeider. De wetenschappelijke bedrijfsorganisatie van Taylor leidde tot ontscholing. Maar je moet het Taylorisme zien tegen de achtergrond van de toenmalige Amerikaanse situatie (veel ongeschoolde arbeiders). Er deden zich een aantal dilemma’s voor zoals massaproductie en kwaliteit van de arbeid, werkgelegenheid op de kortere en langere termijn en vakmanschap en welvaart.

In 1923 verscheen het rapport medezeggenschap en bedrijfsorganisatie van SDAP en NVV, een compleet voorstel voor een wet op de medezeggenschap. Er kwamen cao’s op initiatief van de werkgevers: die wilden niet concurreren op arbeidskosten. Later deden zich vergelijkbare discussies voor zoals bij automatisering in de jaren ’60 en ’70 en informatietechnologie en micro-elektronica in de jaren ’80 en ’90. In de jaren’80 ging het over werken met beeldschermen. De FNV was in die jaren zeer actief met haar steunpunt technologie.

Ontwikkelingen als de micro-elektronica, de ict en robotisering spelen al vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw. Doorgaans wordt gevreesd voor banenverlies, maar de netto-arbeidsparticipatie blijkt te zijn gestegen van 52,4% in 1987 naar 65,7% in 2014. Ronald Berger heeft een prognose gemaakt dat er in West-Europa 8.3 mln. banen verloren gaan. Maar er zouden 10 mln. nieuwe banen ontstaan.

Vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw is de SER bij de ontwikkelingen betrokken geweest. In september 2016 kwam de SER niet tot een advies, maar tot een verkenning en een werkagenda. De platformeconomie is een groot probleem. Die ‘wild west’ moeten we reguleren.

Bij de invoeren van nieuwe technologieen worden alerlei fouten gemaakt die kunnen worden vermeden. Denk aan de fout van top-down innoveren, aan eerst innoveren en dan pas organiseren. Belangrijk is de werknemers te betrekken, met name bij procesinnovaties.

‘Op weg naar de chemicus 4.0’ verwijst naar de grote uitdagingen voor de chemiesector in de komende decennia. Door de transitie en de voortschrijdende digitalisering zullen werkprocessen ingrijpend wijzigen. Betrokkenheid van ondernemingsraden is daarbij van belang.

Vernieuwing in de medezeggenschap is altijd nodig, zolang men zich wel realiseert dat werknemersparticipatie en informele medezeggenschap iets anders is dan formele medezeggenschap. Dit, omdat de machtsverhoudingen en doelen in beide situaties verschillen.

Wat betreft de positie van de werknemersorganisaties heeft de FNV nog niet echt een beleid vastgesteld op dit thema. Het nieuwe bestuur moet zijn draai nog vinden. Wat betreft de werkgevers zie je dat er altijd wel arrogante types zijn die het zonder inschakeling van de werknemers wel denken te kunnen fixen.

Uit de zaal (Smit) komt de vraag in welk opzicht robotisering van automatisering verschilt. Dankbaar zegt geen principieel verschil te zien. Robotisering omvat alle programmeerbare industrie die menselijke activiteiten kan overnemen.

Op een andere vraag uit de zaal antwoordt Pot dat kostenstrategie gaat om het goedkoper maken van producten of diensten, terwijl differentiatie het uitvinden van nieuwe producten betreft.

Frank Pot SOMZ 8 januari 2018 (PDF)

Inleiding dr. Jan Popma, beleidsmedewerker FNV

Nieuwe technologieën, medezeggenschap en het nut van science fiction

Popma heeft filosofie gestudeerd en vindt het leuk na te denken over vragen als: wat is het nut van science fiction voor de medezeggenschap?

Popma denkt dat het op de korte termijn wat betreft de werkgelegenheidsgevolgen wel mee zal vallen. Op dit moment zijn de ‘werknemers immers niet aan te slepen’. Wat betreft de arbeidsomstandigheden zijn er regels en die moeten wel worden nageleefd. Het gaat Popma erom hoe op de langere termijn de kwaliteit van de arbeid eruit komt te zien. Nieuwe technologie is een breder begrip dan enkel robotisering. Het gaat om de vraag wat de gevolgen over 20 jaar zijn. Wat de rol van de OR betreft, zoals bekend heeft deze adviesrecht (organisatieverandering) en instemmingsrecht (aanstellingsbeleid, personeelsbeoordeling, controlesystemen). Voor de OR is een anticiperende benadering van belang En een breder blikveld dan enkel de gevolgen voor de werkgelegenheid. De OR moet open staan voor onverwachte gevolgen en science fiction inzetten om ‘out of the box’ te denken.

De vraag is wat er gaat gebeuren als artificiële intelligentie op alle fronten slimmer is dan de mens. Dat dit gaat gebeuren staat vast, maar onduidelijk is wanneer. Je kunt de toekomst niet voorspellen, maar je kunt je wel oefenen in het bedenken wat er zou kunnen gebeuren en hoe je daar dan op wilt reageren. Daar zijn verschillende technieken voor.

Popma noemt met name scenario-verkenningen, future analysis en forecasting-technieken. Van belang bij scenario-denken is om na te gaan welke vraagstukken op ons afkomen. Het gaat erom zo vroeg mogelijk duidelijk te krijgen waar het heen zou kunnen gaan, zodat bepaald kan worden hoe je daar sturing aan kunt geven. Popma roept ook op om ‘down to earth’te blijven. Vraag aan de werknemers wat zij denken dat er gaat gebeuren. Dat levert al veel stof tot nadenken.

Popma stelt de volgende vraag aan de zaal: stel dat de medische technologie het mogelijk maakt van een afstand te bepalen of iemand een bepaalde ziekte heeft. Hoe zou dit door een arbeidsorganisatie gebruikt kunnen worden?

Uit de zaal komen de volgende antwoorden:

  • Vaststellen of mensen met bepaalde stoffen mogen werken.
  • Gebruiken voor werving en selectie.
  • Sollicitatierobots uitrusten met deze technologie.
  • Achterhalen waarom sollicitanten worden afgewezen.

Bij dergelijke technologie is het van belang dat de OR meedenkt in de ontwikkelfase. Daarvoor is een aantal besliscriteria nodig: ethical, legal, social implications (ELSI).

Privacy bijvoorbeeld, is een ethische kwestie: een vinding als wearables heeft effecten op de privacy. Zo acht de Autoriteit Persoonsgegevens het gebruik van wearables in strijd met de privacy.

Ook juridische aspecten spelen een rol: de wet op de privacy, de wet gelijke behandeling en de wet medische keuringen.

En dan zijn er de sociale criteria. Het gaat vooral om de 4 aspecten van de kwaliteit van de arbeid: arbeidsvoorwaarden, arbeidsinhoud, arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden.

Het nut van bezinning op dit thema is niet zozeer voorspellingen te doen maar na te denken over de vraag welke ontwikkelingen zich voordoen en hoe die eruit zouden kunnen zien. Het gaat om anticiperen. Voor de OR is het trechtermodel handzaam: hoe vroeger de OR in het proces betrokken is, hoe meer ruimte er is de besluitvorming te beïnvloeden.

De FNV werkt aan een programma waarin vier punten centraal staan: technology assesment (light), ontwikkeling van beoordelingscriteria, handreiking voor implementatie en effectmeting.

Jan Popma SOMz en robotisering (PDF)

Forumdiscussie en zaalgeluiden

Ruud van der Wel

Ruud van der Wel is gevraagd een reactie te geven op de presentaties Hij werkt als hoofd HRM internationale arbeidsrelatie van Maersk aan de ontwikkeling van het arbeidsvoorwaardenbeleid. Ook daar speelt automatisering. Van der Wel heeft een guideline geschreven hoe om te gaan met digitalisering en technologisering.

In reactie op Looise geeft Van der Wel aan dat er binnen Maersk wel degelijk een concrete aanpak is voor de gevolgen van digitalisering. De gemeente Rotterdam heeft meegedacht over de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de Rotterdamse haven.

Dankbaar stelt dat we invloed hebben op de vraag hoe we omgaan met technologische mogelijkheden. Van der Wel is het hiermee eens. Bij Maersk is die invloed er. Het bedrijf zal nooit automatiseren enkel vanwege de kosten of om te besparen op arbeidskrachten. Voor de wijze waarop nieuwe technologie wordt ingezet, is draagvlak nodig bij werknemers en bij klanten.

Van der Wel herkent de opmerking van Dankbaar dat de angst voor het verdwijnen van banen ‘paniekzaaierij’ is. Van der Wel vindt overigens dat je de angst van mensen voor mogelijk verlies van hun baan serieus moet nemen. Wat op ons afkomt, is behoorlijk onzeker. Hij noemt het voorbeeld van Deutsche Post waar een commissie is ingesteld om het thema van de nieuwe technologie te demystificeren. Dit is beduidend veel beter dan een groep mannen achter gesloten deuren plannen te laten maken voor robotisering. Medewerkers moeten kunnen meepraten, anders krijg je angst.

Pot geeft aan dat de menselijke kant van het verhaal niet vergeten mag worden. Evenals bij Maersk, een Deens bedrijf, gebeurt, moet er in bredere zin worden nagedacht over de vraag: Hoe kunnen we mensen op een moderne en slimme manier betrekken bij nieuwe technologie?

Popma: in plaats van angst en onzekerheid helpt het als de OR op een nuchtere manier meedenkt over bijvoorbeeld de modernisering van een terminal. Medewerkers die eerder hoog in een kraan zaten, zitten nu op kantoor achter een beeldscherm met joysticks. Het gaat erom de mensen bij deze ontwikkeling te betrekken en ze om te scholen.

Vanuit de zaal (De Rijk) wordt opgemerkt dat de OR bij robotisering al snel stuit op de grenzen van de WOR en dat het belangrijk is goed gebruik te maken van het art. 24-overleg.

Eveneens vanuit de zaal noemt Zonneveld een aantal voorbeelden waar de inbreng van de medewerkers en van de medezeggenschap te wensen overlaat. Zo heerst bij Jumbo het Taylorisme. Slechts een derde deel van de medewerkers is in vaste dienst en twee derde werkt als uitzendkracht van wie het contract per week kan worden opgezegd. Er wordt gewerkt aan een geautomatiseerd magazijn, maar medewerkers hebben daarbij geen inbreng. Een ander voorbeeld betreft zelfsturende teams in een instelling voor gehandicaptenzorg waar elk jaar 200 van de 800 medewerkers opstappen.

Volgens Pot gaat het bij zelfsturende teams mis als medewerkers verantwoordelijkheden hebben, maar geen bevoegdheden. Hij noemt als voorbeeld DHL waar gewerkt wordt aan order picking met google glass. De OR is daarbij betrokken.

Volgens een andere opmerking uit de zaal draagt het gebruik van science fiction het risico van determinisme in zich. Het kan als aanleiding worden gebruikt om het te hebben over oude problemen in de medezeggenschap. In reactie daarop preciseert Popma dat het niet zozeer om science fiction gaat als wel om de verbeeldingskracht van de werknemers om ontwikkelingen in kaart te brengen.

Dankbaar stelt dat het aardige van science fiction is dat de mens uiteindelijk altijd wint. Hoewel we niet precies snappen hoe een auto in elkaar zit, rijden we er wel in. Dankbaar wijst op de plicht van de wetenschap optimistisch te zijn. Er kan altijd meer dan je denkt.

Een trainer in de zaal (Severinck) vraagt zich af of hij niet de verkeerde ondernemingsraden als klant heeft. Het afgelopen jaar heeft hij niet een keer te maken gehad met een adviesaanvraag over nieuwe technologie.

Volgens Van der Wel komen niet alle trajecten bij de OR terecht. Gaat het om ingrijpende ontwikkelingen met grote impact op medewerkers, dan moet de OR er uiteraard bij worden betrokken.

De Rijk wijst vanuit de zaal op een andere taak van de OR: erop toezien dat medewerkers die zich omscholen, certificaten krijgen.

SOMz-voorzitter Jan Heijink geeft aan dat Hans Schenk in zijn inleiding zou zijn ingegaan op de vraag op centraal niveau besluiten worden genomen. Hij zou dit baseren op internationaal onderzoek en zou hebben gezegd dat we de zogenoemde ‘disruptie’ moeten ontmaskeren. Van belang is dat de OR via het netwerk invloed krijgt en contact onderhoudt met de commissarissen. In overleg met Schenk zorgt Heijink ervoor dat de deelnemers een impressie van de gedachtegang van Schenk krijgen toegestuurd (zie bijlage).

Vanuit de zaal geeft De Rijk aan dat het belangrijk is dat ondernemingsraden mensen met kennis voordragen voor een zetel in de Raad van Commissarissen.

Heijink maant de opleiders in de zaal de OR’s erop te wijzen dat zij deskundigen kunnen inhuren. OR’s zijn daar te bescheiden in. Ze gaan te weinig op scholing terwijl deze nodig is om countervailing power op te bouwen.

Vanuit de zaal wijst V.d. Tillaart op het belang van een dialoog op bedrijfsniveau: waar staan we? Wie hebben we in dienst? Welke mogelijkheden krijgen medewerkers om zich te ontwikkelen? De OR moet het beeld van de werkgever bijstellen dat een groot deel van het personeel niet mee zou kunnen in technologische ontwikkelingen.

Van der Wel geeft het verschil aan tussen innovaties en bedrijfsovernames. Van de laatste mislukken er veel als gevolg van cultuurverschillen. Hij wil af van het machtsdenken en geeft er de voorkeur aan te praten in termen van ‘countervailing influence’ en partnerships. De directie heeft de medezeggenschap nodig als gesprekspartner.

Dankbaar definieert macht als het vermogen mensen dingen te laten doen, die ze zonder macht niet gedaan zouden hebben. Dit is nodig in organisaties. Werknemers mogen er best eens toe worden gebracht iets te doen.

foto: N.Manshanden

 Afsluiting

Dagvoorzitter Van Houten dankt de aanwezigen in de zaal voor hun inbreng en nadat de inleiders een kleine attentie ontvangen van SOMz-bestuurslid Danella Zuidema sluit zij de bijeenkomst.

Marianne van der Pol, m.m.v. Jan Heijink,
Nijmegen januari 2018