Nieuw onderzoek

Van den Tillaart, Harry, Warmerdam, John en Sombekke, Evelien, Monitor medezeggenschap op universiteiten en hogescholen, Peiling 2015, ISO/ITS.

Opzet van het onderzoek

Het gaat om de eerste afname van een beoogd jaarlijks af te nemen monitor. Doel, onderzoeksvragen en opzet van het onderzoek worden uitgebreid besproken. Het onderzoek is door ITS Radboud Universiteit Nijmegen uitgevoerd in opdracht van het Interstedelijk Studentenoverleg (ISO), met subsidie van het Ministerie van OCW.

In principe is de totale populatie van MZ-raadsleden in het hoger en wetenschappelijk onderwijs benaderd om deel te nemen aan een internetenquête. Een deel kon direct worden benaderd via bekende e-mailadressen, een deel indirect via de ambtelijke secretarissen van de raden. De omvang van de totale populatie is niet bekend, omdat niet alle secretarissen hebben laten weten naar hoeveel raadsleden ze de enquête hebben doorgestuurd. Het responspercentage is alleen bekend van de raadsleden die direct via het e-mailadres zijn benaderd (47%). Een herbenadering van de non-responsgroep wijst uit dat hun antwoorden op de kernvragen van het onderzoek niet significant afwijken van de responsgroep. Al met al maakt dit onderzoek in opzet en uitvoering een zeer degelijke indruk.

Inhoudelijke thema’s van onderzoek

In het onderzoek worden vijf inhoudelijke hoofdthema’s behandeld. Deze thema’s geven we hieronder weer met voor elk vermelding van een saillante bevinding.

Tijdsbesteding aan het raadswerk: studentleden besteden gemiddeld ruim twee keer zoveel uren aan het raadswerk (12,9 uur per week)dan leden uit de groepering personeel (6,0 uren). Beiden groeperingen zeggen dat dit meer is dan het aantal formeel afgesproken uren, maar eigenlijk nog te weinig gezien wat nodig zou zijn. De meeste personeelsleden doen het raadswerk in werktijd gecombineerd met eigen tijd.

Faciliteiten voor het MZ-werk: ambtelijke ondersteuning is veelal beschikbaar. Over de scholingsmogelijkheden zijn de personeelsleden veelal tevreden; bij de studentleden is dat overigens iets minder het geval. De formele scholingsfaciliteiten worden door beide groeperingen slechts ten dele benut. De gevolgde scholing heeft veelal betrekking op vaardigheden: teambuilding, vergadertechniek, onderhandelen en veel minder op inhoudelijk zaken.

Het overleg met de bestuurder: rond het overleg doemt een wat diffuus beeld op. Bijna alle raadsleden (98%) vinden dat belangrijke bestuurszaken altijd of meestal tijdig worden geagendeerd en dat de MZ de stukken altijd of meestal tijdig ontvangt (95 %). Echter 68 % vindt anderzijds dat de raad niet altijd of zelfs nooit tijdig wordt geïnformeerd; 48% dat niet altijd of zelfs nooit de informatie volledig is en weer rond de 48% vindt dat de raad onvoldoende tijd krijgt voor behandeling van onderwerpen. De raadsleden melden vrij veel contacten met interne actoren en veel minder met externe deskundigen. Centrale MZ-raden hebben betrekkelijk weinig contact met de Raden van Toezicht: bijna 29% nooit en 24% slechts een maal per jaar; de overige veelal twee maal per jaar.

De bestuurscultuur rond medezeggenschap: de relatie tussen bestuurder en MZ-raad wordt over het algemeen als positief gezien, al zijn er wel kritiekpunten. Zo vindt 39% dat het overleg niet altijd over wezenlijke zaken gaat en vindt 55% dat men soms niet of zelfs vaak niet echt betrokken wordt bij de besluitvorming van het bestuur. Ook mist 35% wel eens een open en constructieve opstelling bij de bestuurder (jegens de raad). Hoe de raadsleden de MZ-raad zelf zien is nogal verschillend. Volgens de onderzoekers is de beste typering dat men een middenpositie kiest tussen ‘beleidscontroleur’ en ‘beleidsontwikkelaar’. Hoe het ook zij, de MZ-raden maken weinig gebruik van het eigen (versterkt) initiatiefrecht.

Invloed van en tevredenheid met de medezeggenschap: onderwijszaken, studentzaken, strategie, organisatie en financiën zijn onderwerpen die vaak op de agenda van het overleg staan. Vervolgens blijkt dat dit betrekkelijk weinig effect op de inhoud van besluiten heeft volgens de respondenten. Slechts 36% is van mening dat de MZ-raad ‘veel invloed’ heeft op de gang van zaken in de instelling. Bij het personeel is dat zelfs maar 27%. Dat is laag vergeleken met de uitkomsten van een soortgelijke vraag aan leden van OR-en in andere sectoren van het Nederlands bestel. MZ-leden in het hoger onderwijs zijn over het algemeen wel tevreden over het functioneren van hun raad: 74% geeft een zeven of hoger als rapportcijfer.

Multiple regressie-analyse laat zien dat kenmerken van de cultuur en van het overleg tussen raad en bestuurder en de mate waarin de raad zelf initiatieven neemt, vooral bijdragen aan deze tevredenheid.

Het rapport is te vinden op: http://www.iso.nl/medezeggenschap/medezeggenschapsmonitor/