Overzichtsstudies

Recent:
40 jaar onderzoek naar de medezeggenschap in de vorm van de ondernemingsraad in Nederland.

In 2016 hebben Harry van den Tillaart en met name ook Jan Heijink zich bezig gehouden met de resultaten in het verleden van onderzoek naar de medezeggenschap in de vorm van de ondernemingsraad in Nederland. Hun bevindingen zijn neergelegd in een viertal publicaties en een boek. Voor veel jongere wetenschappers en professionals geïnteresseerd in medezeggenschap zal onderzoek, zeker van voor 2000, merendeels onbekend zijn. Het blijkt echter dat veel vraagstukken, waar de moderne medezeggenschap voor staat, soms in andere bewoordingen of andere context, ook eerder al speelde en is onderzocht. We noemen het verkrijgen van goede en tijdige informatie door de OR, de contacten met de achterban, de verhouding tot werkoverleg en directe participatie, de relatie tussen ondernemingsraad en vakbeweging in bedrijf en zo veel meer. Als we vooruit willen en niet terugvallen in oude praktijken, is het goed van de kennis hieromtrent nota te nemen. Die publicaties en het boek zijn geen uitputtende studies, maar bieden hiertoe een eerste handreiking.

  • Tillaart, Harry van den, Jan Heijink en John Warmerdam (2016), Langs lijnen van geleidelijkheid, Ontwikkeling van medezeggenschap via de ondernemingsraad, in Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken (2016 (32)2 pagina’s 93- 114.
  • Jan Heijink (redactie),2016, De ondernemingsraad in 40 jaar onderzoek, Vakmedianet Alphen aan de Rijn 2016 (140 bladzijden), ISBN 978-946-215-483-4.
  • Tillaart, Harry van den, Jan Heijink en John Warmerdam (2016), Langs lijnen van geleidelijkheid, in: De toekomst van de (mede)zeggenschap en corporate governance (redactie Wim Eshuis, De Burcht), publicatie nr. 13, pp 21 – 27 46 (alleen web-publicatie): deburcht.nl/Wetenschappelijk/PUBLICATIES/Wetenschappelijk+Bureau
  • Jan Heijink (2016), De effecten van de OR, in: De toekomst van de (mede)zeggenschap en corporate governance (redactie Wim Eshuis), De Burcht, publicatie nr. 13, pp 28 – 46 (alleen web-publicatie).
  • Jan Heijink (2016), De bestuurder en de OR in 40 jaar onderzoek, zal verschijnen in: Zeggenschap over arbeidsverhoudingen, 27ste Jaargang, nummer 4.

Wetgeving en juridische aspecten van medezeggenschap

In strikte zin onderscheidt juridisch onderzoek en onderzoek van juristen zich uitdrukkelijk van ander onderzoek. In juridisch onderzoek worden wet- en regelgeving als zodanig geanalyseerd en richt het empirisch gedeelte zich op onderzoek van jurisprudentie. In de praktijk zien we dat juristen ook dikwijls gebruik maken van surveygegevens uit de toepassing van het recht in de praktijk. Het thema is niet nieuw. Zo verrichtte de jurist Honée in de jaren 1985-1986 onderzoek naar de contacten tussen commissarissen en ondernemingsraden. Rond de eeuwwisseling was Lamers actief in onderzoek naar de nieuwe vorm van medezeggenschap via de Europese ondernemingsraad (E-OR). In recente jaren verschijnen er opmerkelijk veel dissertaties en publicaties van juristen. We noemen Laagland, Van Mierlo, Zaal, Holtzer en Meyer. Maar ook Van het Kaar, Jellinghaus en anderen timmeren aan de weg vanuit een juridische invalshoek.

Functioneren van de OR

Onderzoek naar het functioneren van de ondernemingsraad is in Nederland de afgelopen 40 jaar vrij frequent en op representatieve basis verricht. De laatste jaren is opvallend weinig nieuw onderzoek verricht. In zijn recente publicatie heeft Heijink een poging gedaan het voornaamste onderzoek naar het functioneren van de OR in ruime zin te inventariseren (Heijink, 2016). Het algemene beeld is dat er overwegend tevredenheid heerst over het functioneren van de OR, zowel bij OR-leden zelf als bij de overlegpartner, de ondernemingsbestuurder. Meer variantie is er in de antwoorden op de vraag of de OR ook resultaten boekt. Dat verschilt aanzienlijk naar soorten van onderwerp , maar per sector en branches zijn er verschillen. Belangrijke andere factoren zijn de opstelling van de bestuurder en de kennis en ervaring binnen de OR zelf.

Onder dit thema scharen we ook als subthema’s onderwerp gebieden, die we elders wel als aparte onderzoeksgebieden hebben onderscheiden:

  • Historische ontwikkeling van de medezeggenschap
  • Animo voor de OR, kandidaten en verkiezingen
  • Naleving van de instellingsverplichting volgens de WOR
  • Invloed van de OR op de strategie van de onderneming
  • De OR en invloed op werkgelegenheidsbeleid en arbeidsvoorwaarden
  • De economische en bedrijfskundige waarde en effecten van de OR

Directe Participatie

Onder directe participatie wordt de invloed verstaan die uitvoerende medewerkers individueel of groeps- of afdelingsgewijs hebben op de inhoud en de wijze van uitvoering van hun taken. Verschillende vormen van directe participatie zijn onder meer functioneringsgesprekken, individuele regel- en sturingsmogelijkheden over het eigen werk, zelfsturende teams en werkoverleg. In: Kankaraš, Miloš en Gijs van Houten (2015), Workplace practices: Patterns, performance and well-being , 3trd European Company Survey, pagina 84, wordt hieromtrent een helder onderscheid beschreven. Nederland staat in hetzelfde rapport in de middenmoot (11de van de 28) van EU-landen gescoord op een gecombineerde index van directe medewerkersparticipatie in bedrijfsvestigingen. Zweden en Denemarken scoren hier het hoogst. De index berust op antwoorden van managers in een telefonische enquête. Op de ranglijst van landen met een officiële werknemers-vertegenwoordiging (hetzij ondernemingsraad of vakbondsgedelegeerden) scoort Nederland wel vrij hoog als 7de. Voor de vertegenwoordiging van kleine ondernemingen blijft Nederland vooral achter bij Denemarken en Finland. Opvallend is hier de lage score van Duitsland, waar voor de kleinste ondernemingen er vrijwel geen werknemersvertegenwoordiging bestaat.

Over het effect van nieuwe vormen van directe participatie zoals focus groepen, deep democracy en deliberatieve democratie zijn voor zover ons bekend nog geen overzichtsstudies verricht. Sociocratie bestaat al langer, maar is door zijn werkintensieve aard altijd een nogal marginaal verschijnsel gebleven.

Werkoverleg is een breed verbreid verschijnsel en zelfsturing via semi-autonome taakgroepen en recentelijk zelfsturende teams (met namen in de zorgsector) wint nog steeds aan populariteit. In hoeverre werkoverleg wezenlijk bijdraagt aan door de medewerker ervaren invloed op de besluitvorming is naar we weten in Nederland weinig onderwerp van systematisch onderzoek geweest. In de literatuur hebben Engelstalige begrippen als work meetings en staff meetings een wat dubieuze klank als zou het voor 50% tijdverspilling zijn.

Werkoverleg mist anders dan vertegenwoordigend overleg via de ondernemingsraad (of de medezeggenschapsraad) een wettelijke basis. Uit de Arbowet is bij de wetsverandering van 2003 werkoverleg uit de Arbowet geschrapt. Het argument daarbij was dat in het kader dereguleren het schrappen tot een administratieve lastenverlichting voor ondernemingen zou leiden, berekend op een hier niet nader te noemen bedrag. Kennelijk werd werkoverleg door de wetgever niet langer als een adequaat middel gezien om de werknemer invloed te geven op zijn arbeidsomstandigheden. Het effect van zowel de bezuiniging als de kosten tem laste van verlies van kwaliteit van de arbeid zijn niet geëvalueerd. In zijn masterscriptie van 2007 concludeert Wilmar Zomer, dat er weinig empirische onderbouwing is voor het nut van inzetten van werkoverleg bij organisatieverandering. Vaak zou het ook het middenkader ontbreken aan de juiste competenties om werkoverleg goed te leiden.

In haar uitvoerige doctoraal these onderzocht de Vlaamse Anne Delarue (2009)[1] het effect van organisatie ontwerp en teamwork op het welbevinden van werknemers. De internationale literatuur is niet altijd even eensluidend over de effecten. Vrij algemeen ontstaat toch het beeld volgens haar dat op meta niveau beschouwd toegenomen autonomie en zelfsturing een positief effect heeft op het welbevinden van de werknemers. Hiermee is echter nog weinig gezegd over de betekenis van zelfsturende teams in de beleving van medezeggenschap van de werknemer. Op kleine schaal vond Heijink (2012) dat werknemers in 7 casestudies in diverse economische sectoren de OR van groter belang vonden voor medezeggenschap dan werkoverleg en zelfsturende teams. Er is een overvloed aan literatuur over (zelf)sturende teams. Met name op het punt van vereiste competenties en benodigd leiderschap. Weinig tot niets is er over de betekenis van het zelfsturend team als medezeggenschapsinstrument en de relatie tot vertegenwoordigend overleg.

Corporate Governance

Wikipedia omschrijft corporate governance als volgt.
Corporate governance (behoorlijk ondernemingsbestuur) is de Engelse term voor het bestuur (governance) van een onderneming. Binnen de bedrijfskunde gebruikt men de term voor het aanduiden van hoe een onderneming goed, efficiënt en verantwoord geleid moet worden alsmede het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid richting belanghebbenden waaronder de eigenaren (aandeelhouders), werknemers, afnemers en de samenleving als geheel. Zie hiervoor ook het gebruik van de definitie in de code-Tabaksblat.

Corporate governance een onderwerp dat valt in het aandachtsgebied van de SOMz. Dit in de eerste plaats omdat het de wettelijke taak van de OR is de belangen van de werknemers te behartigen en bij te dragen aan het goed functioneren van de onderneming in al zijn doelstellingen (artikel 2 lid 1 van de WOR). Deze dubbele taakstelling van de ondernemingsraad past dus bij de bedrijfskundige omschrijving van corporate governance.

Het interne toezicht op de leiding van de onderneming wordt uitgeoefend (indien ingesteld) door de raad van commissarissen c.q. de raad van toezicht. Belangrijke codes als de Corporate Governance Code en de Zorgbrede Governancecode zijn in 2016 vernieuwd. Een van de pijlers onder de vernieuwing is de constatering dat het toezicht verbeterd kan (moet) worden door betere informatievoorziening aan de toezichthoudende raad. Of en op welke manier de OR daarbij betrokken wordt of kan worden is nog nauwelijks of niet onderzocht. Wel is uit onderzoek bekend dat de OR kan bijdragen aan het goed functioneren van de onderneming en dat aandacht van de raad van commissarissen voor de opvattingen van de OR daartoe een stimulans is (zie onder andere Huijgen e.a., 2007). Het lijkt erop de contacten tussen raden van commissarissen en de OR de laatste 30 jaar niet wezenlijk zijn toegenomen of verbeterd (Heijink, 2016).

Arbeidsverhoudingen en Arbo in de onderneming

De kwaliteit van de arbeidsverhoudingen en de arbeidsomstandigheden zijn van groot belang voor de werknemers (denk aan duurzame inzetbaarheid). Ook kan verondersteld worden dat goede arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden bijdragen aan duurzame profitability van de onderneming. In hoeverre de ondernemingsraad bijdraagt aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden is evenwel nog weinig op oorzakelijkheid onderzocht.

In zijn proefschrift van 2003 laat Jan Popma zien dat er in zekere mate sprake is van ‘een arbo-effect’ van de OR. In een recente macro-analyse van CBS-gegevens tonen Smulders en Pot aan (TvA, 2016,(32) 2) dat er een correlatie is tussen indicaties van goede arbeidsverhoudingen en de aanwezigheid van een OR volgens meningen van werknemers. Het oorzakelijk verband met (bepaald) optreden van de OR ontbreekt hierbij. Karel e.a. (2010) lieten zien dat er een verband is tussen het effectief optreden van de OR en tevredenheid van werknemers met aspecten van de kwaliteit van de arbeid. Op dit aspect is betreffende onderzoek eerder speculatief dan empirisch. Goed contact met de vakbonden lijkt bij te dragen het effect (de invloed) van de OR. De hiervoor gebruikte indicatoren zijn echter vrij ‘dun’ (Karel e.a. 2010, Heijink, 2012). Voor de hand liggend onderzoek met een representatief karakter naar de aard en naar het effect van contacten tussen vakbonden en medezeggenschap is (nog) niet verricht.

Financiële participatie

Onder financiële participatie wordt verstaan het meedelen in de winst van de onderneming door de eigen werknemers, maar in engere zin vooral het deelnemen van werknemers en management in de aandelen van de eigen onderneming en op opties daarop. Financiële participatie is vooral populair in de USA. Het wordt (daar) beschouwd als vorm van codetermination (medezeggenschap). In Nederland wordt financiële participatie gepromoot door het SNPI (www.snpi.nl) . In Nederland heeft financiële participatie (nog) niet zo’n hoge vlucht genomen. In de USA wordt veel onderzoek naar dit fenomeen gedaan. Onder andere door Joseph Blasi en Douglas Kruse. In Nederland is Eric Kaarsemaker gepromoveerd (2007) op het onderwerp aan de Nijmegen School of Management, waar ook Erik Poutsma met enige regelmaat over het onderwerp publiceert. In 2014 is het rapport van het onderzoek ‘Delen in modern ondernemen, financiële werknemersparticipatie in Nederland’(Aloy Soppe en Ruben Houweling, kernredactie) verschenen. Belangrijke conclusie is, dat financiële participatie niet wordt gezien als alternatief voor vertegenwoordigend overleg (lees ondernemingsraad).

Codetermination Internationaal

Uit de aard der zaak bestrijkt dit thema een zeer breed terrein. Al het onderzoek naar medezeggenschap in landen buiten Nederland valt hieronder alsmede onderzoek naar de E-OR van Nederlandse multinationals. Alleen al in Duitsland is over en naar aanleiding van de Duitse Betriebsrat (BR) zeer veel onderzoek verricht. Vooralsnog beperken we ons voor de database van de SOMz tot een drietal sub-thema’s.

Sub-thema 1: Vergelijkend onderzoek tussen ondernemingsraad in Nederland versus medezeggenschapsvormen in andere landen

In 1984 verscheen het Nederlandse deelonderzoek naar ‘MEDEZEGGENSCHAP IN NEDERLANDSE BEDRIJVEN, verslag van een onderzoek naar participatie- en invloedsverhoudingen’. De onderzoekers waren Andriessen, Drenth en Lammers. Dit onderzoek maakte deel uit van het IDE-project, onderzoek naar de medezeggenschap in 12 Europese landen. Het veldwerk voor dit project is uitgevoerd in de tweede helft van de jaren ’70. Nog steeds kan het Nederlandse rapport gelden als een funderende studie naar directe participatie en vertegenwoordigend overleg, zoals we dat nu nog kennen. Waar het Nederlandse IDE-deelonderzoek zich vooral richt op de invloed binnen Nederland, is de latere dissertatie van Allertz (2002) gericht op de invloed van de Nederlandse OR in internationale concerns. Het nu lopende onderzoek van Meyer (Universiteit Maastricht) kent een vergelijkbare invalshoek. Daadwerkelijk vergelijkend is de studie van Sapulete, Behrends e.a. naar de invloed van vertegenwoordigend overleg en de verklarende factoren in Duitsland, Nederland en Frankrijk (Sapulete, Saraï en Annette van den Berg, 2015, in in: Economic and Industrial Democracy 1–24, 2015

Sub-thema 2: Internationaal onderzoek naar medezeggenschap met inbegrip van Nederland

We duiden met dit subthema onderzoek aan, veelal in opdracht van supra-nationale organen, naar de stand van zaken wat betreft codertermination in bijvoorbeeld Europa of EU-verband.

Een aloude bekende is de The European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions (Eurofound), of ‘het Dublin-instituut’, sinds 1975. Onder de noemer industrial relations (arbeidsverhoudingen) wordt in de ECS (European Company Survey) onder meer aandacht besteed aan medezeggenschap en de sociale dialoog op ondernemingsniveau. De meest recent ECS-survey vond plaats in 2013. Zie: http://www.eurofound.europa.eu/sites/default/files/ef_files/pubdocs/2013/86/en/2/EF1386EN.pdf

Een ander instituut dat zich ook op dit terrein beweegt is het ETUI (European Trade Union Institute) Workers participation in company decision-making is een van de topics van dit instituut, dat werkt met een EU-subsidie. Publicaties zijn te vinden op de website: https://www.etui.org/Topics/Worker-Participation . Veel aandacht gaat daarbij uit naar de Europese Ondernemingsraad (EWC / E-OR).

Vervolgens noemen de onderzoeken met het zo geheten NEIRE-model (New European Industrial Relations/ Nieuwe Europese Arbeidsverhoudingen) . NEIRE omvat afspraken om de sociale dialoog in Europese organisaties te verbeteren. Centraal staat hierin de Nederlander Martin Euwema, hoogleraar aan de KU Leuven. Een recente publicatie is: Euwema, M.C e.a. (2015), Promoting Social Dialogue in European Organizations, te vinden op: http://www.springer.com/us/book/9783319086040

Subthema 3: De Europese ondernemingsraad (E-OR)

Onder dit subthema ordenen we onderzoek naar het bestaan en functioneren van ‘Nederlandse’ E-OR’en. Een vroeg voorbeeld daarvan is de studie van Lamers (1995), Medezeggenschap in concerns, effectiviteit van de nationale wetgeving en de Europese Richtlijn. Van latere datum is het onderzoek van Stoop e.a. (2008), De Europese Ondernemingsraad en de Nederlandse Medezeggenschap. Beide onderzoekers bewegen zich nog steeds op dit terrein en spelen binvoorbeeld een rol bij de recente evaluaties van de vernieuwde Europese richtlijn van 2009.

Overig

Onder dit thema plaatsen we onderzoeken en publicaties, die niet zozeer de (vorm van) medezeggenschap of participatie tot onderwerp hebben, maar waar de focus ligt op een bepaald ander onderwerp. Veelal wordt daarin de rol en betekenis van medezeggenschap en participatie op het onderwerp van studie bekeken. De breedte van onderwerpen is daarbij schier onuitputtelijk. Empirisch onderzoek van enigszins recente datum naar een of meerdere van deze relaties is er nauwelijks of niet.

Enkele van de meer specifieke onderwerpen zijn:

  • Sociale innovatie en de rol van de OR
  • Nieuwe technologie, robotisering, digitalisering
  • Diversiteitsbeleid en de OR
  • Topinkomens, beloningsbeleid en de OR
  • Flexibele arbeid en de inbreng van de OR

Naar het laatste onderwerp heeft de vroegere Bouwbond van de FNV vrij recent onderzoek gedaan. Een kort verslag daarvan is te vinden bij Manshanden, Niko (2014), Ondernemingsraden durven flex niet aan te pakken, in Zeggenschap, 25ste jaargang, nr. 3 2014 pp. 26-27. De respons was evenwel zeer gering en het trekken van algemene conclusies is daarom een hachelijke zaak.

[1] Delarue Anne, 2009, Teamwork: de stress getemd? Een onderzoek naar het effect van organisatieontwerp en teamwork op het welbevinden van werknemers, Acco Leuven/ Den Haag